ÂÎÉÄÈÒÅ, ×ÒÎÁÛ ÍÀ×ÀÒÜ ÎÁÓ×ÅÍÈÅ Ñ ÀÓÄÈÎ-ÇÀÏÈÑÜÞ

12 Nederlands Néerlandais
  DERDE (3de) LES. Leçon 3
  Hoe de Amerikanen België zien. Comment les Américains voient la Belgique.
     
1 Er wordt verteld - en we hebben kunnen vaststellen dat die bewering aan de werkelijkheid beantwoordt (1) - dat de Amerikaanse autoriteiten die naar ons land komen vóór hun vertrek allerlei instructies en confidentiële mededelingen meekrijgen.

On raconte - et nous avons pu constater que cette affirmation correspond à la réalité - que les autorités américaines qui viennent dans notre pays reçoivent avant leur départ toutes sortes d'instructions et de communications confidentielles.

2 Uit die raadgevingen (2) kunnen we ons een duidelijk beeld vormen van ons land zoals buitenlanders het zien. De ces conseils, nous pouvons nous faire une idée claire de notre pays tel que les étrangers le voient.
3 België - zo hebben we in één van bedoelde folders gelezen - is maar 11.755 (elfduizend zevenhonderd vijfenvijftig) vierkante mijl (3) groot; maar het (4) heeft in Europa een invloed die veel groter is dan zijn oppervlakte zou doen denken. La Belgique - c'est ce que (ainsi) nous avons lu dans un des dépliants en question - n'a que (n'est grande que de) 11.755 milles carrés; mais elle a, en Europe, une influence qui est beaucoup plus grande que sa superficie (le) ferait penser.
4 Het land is zeer democratisch... en heel ernstig in de politiek. Le pays est très démocratique... et très sérieux en politique.
5 Het water is gezond en men mag overal water uit de leiding (5) drinken zonder gevaar voor bacteriën (N 8). L'eau est pure (saine) et l'on peut boire partout de l'eau de ville (de la canalisation) sans danger de (pour les) bactéries.
6 Het vlees, de melk en andere voedingsprodukten worden door de Staat gecontroleerd en zijn dus van goede kwaliteit. La viande, le lait et autres produits alimentaires sont contrôlés par l'État et sont donc de bonne qualité.
7 De Belgen beginnen pas diepvriesproducten te eten en heel wat mensen, vooral in de dorpen zijn er nog vast van overtuigd dat deze veel minder smaak hebben dan groenten uit hun eigen tuin. Les belges commencent seulement à manger des produits surgelés et pas mal de gens, surtout dans les villages, sont encore fermement convaincus qu'ils (ceux-ci) ont beaucoup moins de goût que les légumes de leur jardin.
8 Over die produkten valt echter niet te klagen...
misschien omdat ze meestal door Amerikaanse firma's gefabriceerd worden.
On ne doit cependant pas se plaindre de ces produits...
peut-être parce qu'ils sont généralement fabriqués par des firmes américaines.
9 België is ook het land van de fooien.
De ouvreuse in de bioscoop (6) of de schouwburg (7), de jongen die een pakje voor u thuisbrengt (8), de man bij de benzinepomp, de kelners, rekenen (9) allemaal op een fooi van ten minste 15%.
La Belgique est aussi le pays des pourboires.
L'ouvreuse dans un (le) cinéma ou un théâtre, le garçon qui vous apporte un colis à domicile (à La maison), l'homme à la pompe à essence, les garçons de café, comptent sur un pourboire d'au moins 15%.
10 Maar als u niet méér geeft, dan zijn ze meestal ontevreden (10) en laten (11) ze het wel zien. Mais si vous ne donnez pas plus, (alors) ils sont généralement mécontents et ils le font (laissent) bien voir.
11 Het eten laat in de meeste gevallen niet te wensen over, maar de prijzen zijn even hoog als in de fijne restaurants van New-York. La nourriture, dans la plupart des cas, ne laisse pas à désirer, mais les prix sont aussi élevés que dans les restaurants fins de New-York.
  (wordt vervolgd) {à suivre)

  OEFENING  
  Belgen zijn zo of anders ? Les Belges sont ainsi faits (ainsi ou autrement) ?
1 1. De onderwerpen waarover de Belgen het vaakst en het liefst praten zijn :
a. het weer vandaag; b. het weer morgen;
1. Les sujets dont les Belges parlent le plus souvent et le plus volontiers sont:
a. le temps d'aujourd'hui; b. le temps de demain;
  c. het weer dat het gisteren was (allemaal iets waarover iedereen kan meepraten en waarover het overal op zijn plaats is te spreken : op het werk, thuis, aan zee, in de bergen); c. le temps que nous avons eu hier (toutes choses au sujet desquelles chacun a son mot à dire (peut parler avec) et au sujet desquelles il est partout indiqué (â sa place) de parler : au travail, à la maison, à la mer, â la montagne);
  d. hun auto (vooral hoeveel kilometer per uur hij kan rijden en, minder graag, wat hij kost), d. leur voiture (surtout combien de kilomètres elle peut faire (rouler) à l'heure et, moins volontiers, ce qu'elle coûte);
  e. de wegen, de verkeersproblemen, de spitsuren en de opstoppingen; e. les chemins, les problèmes de la circulation, les heures de pointe et les embouteillages;
  f. de ongevallen (maar iedereen weet dat alleen anderen voor een ongeval kunnen komen te staan); g. wat ze vandaag eten; f. les accidents (mais chacun sait que seuls les autres peuvent avoir un accident); g. ce qu'ils mangent aujourd'hui;
  h. wat ze gisteren gegeten hebben; i. wat ze morgen zullen eten; j. de vakantie en de levensduurte. h. ce qu'ils ont mangé hier; i. ce qu'ils mangeront demain; j. les vacances et le coût de la vie.
2 Het is zeker de moeite waard sommige van die punten van dichterbij te bekijken. Il vaut certainement la peine d'examiner (de regarder) de plus près certains de ces points.
3 In Frankrijk en Italië is alles twee keer duurder dan in België.
De handelaars zijn daar echte dieven, die het geld uit de zakken van de toeristen kloppen.
En France et en Italie, tout est deux fois plus cher qu'en Belgique.
Les commerçants sont de vrais voleurs qui prennent (font tomber en frappant) l'argent dans la poche des touristes.
4 Maar Ik heb de oplossing gevonden : we huren een flat en we bereiden onze maaltijden thuis. Mais j'ai trouvé la solution : nous louons un appartement et nous préparons nos repas à la maison.
5 Daarom permitteren we ons van tijd tot tijd een extraatje. Vandaag eten we bij voorbeeld vissoep. C'est pourquoi nous nous permettons de temps en temps un petit extra. Aujourd'hui, par exemple, nous mangeons de la soupe aux poissons.
6 Hier zijn alleen heel kleine vissen te krijgen Ici il n'y a que (sont seulement) de très petits poissons.
7 Mijn vrouw zegt dat het veel werk geeft.
Maar het is beter dan vis in blik te eten.
Ze hoeft toch niet voor het huishouden te zorgen.
Ma femme dit que cela donne beaucoup de travail.
Mais c'est meilleur que de manger de la soupe en boîte.
Elle ne doit tout de même pas s'occuper du ménage.
8 En waarom zouden we niet een beetje later eten dan wanneer we thuis zijn ? Et pourquoi ne mangerions-nous pas un peu plus tard que quand nous sommes à la maison ?
9 We hebben vrienden in het hotel hier dichtbij. Ze zijn gedwongen op vaste uren te eten. Nous avons des amis à l'hôtel ici tout près. Ils sont obligés de manger à heures fixes.
10 En u zou eens moeten zien wat ze krijgen : heel kleine stukjes vlees, die achter de spaghetti verborgen zitten.
En de kaas, die heel droog is ! En het brood, 's morgens, twee dagen oud !
Et vous devriez (une fois) voir ce qu'ils reçoivent : de tout petits morceaux de viande, qui sont cachés derrière les spaghettis.
Et le fromage qui est tout (très) sec !
Et le pain, le matin, qui a deux jours (deux jours vieux) J
11 Met zoiets zou ik me niet een maand lang tevreden willen stellen. Je ne voudrais pas me contenter un mois entier d'une chose pareille.
12 De vakantie is er voor de gezondheid; en ik weet graag wat ik eet... Les vacances sont faites (y sont) pour la santé; et j'aime savoir (je sais volontiers) ce que je mange...
  (wordt vervolgd) (à suivre)
     
  Na de reis
Een rijke Amerikaanse boer laat zijn zoon (25 jaar) de wereld rondreizen. De zoon komt terug, en de vader vraagt :
— En Venetië? Hoe is het daar ?
— Dat weet ik niet, alles stond onder water.
Après le voyage
Un riche fermier américain fait faire à son fils (25 ans) un voyage autour du monde (laisse voyager autour du monde). '
— Et Venise ? Comment est-ce (là) ?
— Je n'en sais rien, tout était sous eau.

NOTES
(1) Le préfixe "be-" remplace assez souvent une préposition :
Ik moet op die brieven antwoorden — ik moet die brieven beantwoorden;
ze klimmen op de berg = ze bekilmmen de berg;
ze spreken over die tekst = ze bespreken die tekst.

(2) Le mot "raad" a deux formes au pluriel, suivant le sens.
"Raad" = conseil, assemblée : raden - de gemeenteraden van het land;
"raad" — conseil que l'on donne : raadgevingen - ik dank u voor uw raadgevingen.
Ils nous ont donné de bons conseils. Ze hebben ons goede raad gegeven (on conserve le singulier pour éviter une répétition).

(3) Les noms de mesures, ainsi que "jaar", "uur" et "keer" restent invariables quand ils sont immédiatement précédés d'un nom de nombre : drie uur, tien jaar, vier keer, honderd liter, twintig vierkante meter, duizend frank.

(4) Le plupart des noms de pays s'emploient sans article, mais ils sont néanmoins du neutre :
Ik ga dikwijls naar Frankrijk, ik ken het goed.

(5) Au départ du radical (= infinitif moins -en) d'un verbe, on forme beaucoup de noms en -ing :
wandelen, de wandeling (la promenade);
betalen, de betaling (le paiement),
veranderen, de verandering (le changement);
bestellen, de bestelling (la commande).
(6) "Bioscoop" désigne généralement le local.
Je vais au cinéma. Ik ga naar de film.
(7) Je vais au théâtre. Ik ga naar de schouwburg.
Une pièce de théâtre : een toneelstuk.
(8) Il revient à la maison. Hij komt thuis.
Ils restent à la maison. Ze blijven thuis.
On porte à domicile. Er wordt aan huis bezorgd/bestelligen worden aan huis bezorgd.
(9) Je ne compte pas sur les autres. Ik reken niet op de anderen.
Cet enfant sait déjà bien compter, Dat kind kan al goed rekenen.
Mais : Nous comptons notre argent, We tellen ons geld.
Notre groupe compte trente membres, Onze groep telt dertig leden.
Rien d'autre ne compte pour lui. Niets anders telt bij hem.

(10) Le préfixe on- est très employé pour indiquer le contraire :
tevreden, ontevreden;
gelukkig, ongelukkig
(malheureux);
zeker, onzeker (incertain);
mogelijk, onmogelijk (impossible).